Vorige week kwamen twee varkens aan in mijn wijk Katendrecht. Ze komen hier een jaar wonen. Varkens in een woonwijk midden in Rotterdam? Daar zijn we niet meer aan gewend. Maar dat er tot in de jaren zeventig nog varkens in achtertuinen werden gehouden, ook in de stad, weet bijna niemand meer.
Het beest wordt weggestopt in stallen en is voor ons een abstract begrip geworden dat we kennen van roze stukjes vlees in de supermarkt, of van nieuwsberichten over dierziekten en mestoverschotten.
Hoog tijd dus om het varken weer even in de schijnwerpers te zetten. Want dit leuke, slimme en nuttige beest kan wel een imagoverbetering gebruiken. Daarom was ik ook zo blij met het plan van Rotterdamse Oogst en de PeerGroup om een jaar lang twee varkens te houden in het Varkenshuis Rotterdam. En toen ze ook nog eens bleek dat ze in mijn wijk zouden komen, meldde ik me meteen aan als varkensbuur/boer.
De varkens worden verzorgd door buurtgenoten en (oké vooruit dan) ook af en toe een Rotterdammer van buiten de Kaap. Samen zamelen we ons gft-afval in, dat dient als voer voor de biggen. Dat is zoiets moois aan het varken: hij eet bijna alles. Van ons afval maakt het beest nieuw voedsel (namelijk zichzelf). Rotterdam kent bizar genoeg geen gescheiden afvalinzameling, dus elke plek om je gft naar toe te brengen is meer dan welkom. Hoe mooi is dat?
Het einde van het Varkenshuisproject is iets waar ik met gemengde gevoelens aan denk: de varkens worden geslacht en, als we willen en kunnen, opgegeten. Ik ben dol op varkensvlees, maar ik ben benieuwd of ik straks een hap door mijn keel krijg, want oh wat zijn ze leuk!
We hebben de varkens, die nu een half jaar oud zijn, Blonde Arie en Slome Japie genoemd, stoere namen met een Kaapse geschiedenis. We bouwden een huis en hek op een braakliggend terrein, een paar straten van mijn huis vandaan.
Echte beroemdheden
Onlangs kwamen Arie en Japie aan in hun nieuwe huis. Als echte sterren werden ze onthaald. Omringd door buren, fototoestellen en cameraploegen kwamen ze de veewagen uitgehuppeld. Arie en Japie zelf bleven cool onder al die aandacht. Al snuffelend en wroetend verkenden ze hun nieuwe verblijf. Ze aten wat schillen, deden een plas en doken in de modder.
Toen was het tijd voor pauze. In de stralende zon ploften ze neer, zij aan zij. Een gelukzalige zucht ontsnapte uit Arie. Hè hè. Op hetzelfde moment slaakten ook bijna alle varkensboeren, die net hun varkenstraining kregen, een zucht. Van vertedering. Ik zag een paar varkensboerinnen verliefd naar Japie en Arie kijken.
Ze hadden hun hart op Katendrecht verloren.