Een schaal vol verse oesters, daar knapt elk kerstdiner of oudjaarsfeest van op. En het hoeft je geen rib uit je lijf te kosten, want op een uurtje rijden van Rotterdam, aan de oevers van de Oosterschelde liggen ze voor het oprapen. Gratis en voor niks.
Op een koude winterdag ga ik met twee ervaren oesterrapers op pad. Van tevoren hebben ze me goed geïnstrueerd: ik moet warme kleren aantrekken, stevige kaplaarzen meenemen plus een flinke platte schroevendraaier, een emmer, werkhandschoenen; en droge schoenen en kleren. Dat belooft wat. Dit wordt geen idyllische strandwandeling, maar hard werken in de kou. Dat er ook een oestermes op het lijstje staat, maakt het vooruitzicht wat aantrekkelijker. Want oesters eten, dat wil ik wel.
Oesters kun je op vele plekken in de Zeeuwse wateren vinden, en ook op de wadden stikt het ervan. De wilde (Japanse) oester gedijt zo goed in onze wateren dat andere soorten er een beetje door in de verdrukking raken. Daarom kun je ze naar hartelust zelf rapen. Bedenk wel dat je maximaal tien kilo per persoon mag meenemen. Op de wildplukwijzer staan goede oesterplekken aangegeven.
OESTERS BIKKEN
Wij parkeren de auto bij de Goese Sas, en steken na een korte wandeling de dijk over. Rondom een strekdam liggen daar bij eb duizenden schelpen. Of liggen… eigenlijk is staan een beter woord. Ze steken omhoog met hun scherpe waaierende randen. Dat is waar de werkhandschoenen goed van pas komen. De wilde oester is wat woester van vorm dan de gekweekte. En groter ook: Er zijn er zat die meer dan twintig centimeter groot zijn. Dat lijkt aantrekkelijk om te rapen, maar ze zijn lastig te openen. Die lange schelp breekt eerder. Ook hapt zo’n enorme oester best lastig weg. We proberen daarom de wat kleinere, rondere vormen te rapen. Aanhangsels, mosselen en vergroeide exemplaren bik je los met de schroevendraaier. Slib en zand spoel je af in het zoute water.
Tijdens het rapen kunnen we het niet laten om alvast wat te proeven. We wrikken er een paar open. Verser dan dit heb je nog nooit een oester gegeten! Lichtzilt, zacht van smaak, met bijna iets knapperigs van versheid. Daar hoeft geen citroen, vinaigrette of wat dan ook bij. Het uitzicht doet de rest. De Zeeuwse lucht tovert een schilderij in vijftig tinten blauw en grijs voor ons aan het zwerk.
Voor het beste oesterbankje moeten we een kleine geul oversteken. Het water is op het laagste punt van eb ongeveer net zo hoog als de rand van mijn laarzen. Droog oversteken lukt net. Niet. Met klotsende laarzen vol ijskoud water rapen we snel onze emmers vol.
VANGST VOOR KERST
Dan zijn onze voeten gevoelloos van de kou en de handschoenen doorweekt. Het tij komt ook weer op, dus we spoelen de oesters nog een keer goed af met zeewater en lopen terug naar de dijk. Aan de vloedlijn vullen we onze emmers nog met een laag zeewier. Die dient niet alleen ter decoratie, maar ook om de oesters onder te bewaren. Als je ze op een droge, koude plek bewaart (je koelkast bijvoorbeeld) kun je de oesters foppen: ze denken dat het eb is en houden hun schelp stijf gesloten. Op die manier blijven ze nog zeker een week goed.
We warmen nog even op in Het Loze Vissertje, het kleine café aan de haven. Ze serveren er heerlijke garnalenkroketten en een verrassend goede witte wijn. Even verderop, in de kofferbak van de auto, staat de buit. Emmers vol oesters, klaar voor het kerstdiner.
Tip: Als je iets minder de weg weet langs de Oosterschelde-oevers of nog nooit een oester hebt opengemaakt, kun je ook een keer mee met Oestour. Marcel Schouwenaar organiseert al jaren speciale oestertours, waarbij je gezamenlijk oesters gaat rapen, en daarnaast ook recepten, bewaartips en nog veel meer oesterweetjes krijgt. Plus een spoedcursus om die krengen open te krijgen. Na afloop ga je met zijn allen aan de slag om een deel van je vangst op verrassende manieren te bereiden